JUIST
Het is heel normaal dat kinderen bang zijn. Bang van groot of bang van klein. Bang van monsters of van lieveheersbeestjes. Angsten bestaan er in alle formaten en zijn bij het ene kind talrijk aanwezig en bij een ander veel minder. Als je kind bang is, is het belangrijk dat je die angst erkent. Je kan zeggen: “Ik begrijp dat je het spannend vindt”. Als je de angst minimaliseert, negeer je het gevoel van je kind. Vervolgens voelt je kind zich niet erkend en zal de angst niet afnemen. Hier is de kunst om een balans te vinden tussen ‘erkennen van de angst of spanning’ enerzijds en het ‘niet groter maken dan het is’ anderzijds.
Erken de angst dus bewust, waarbij je niet meegaat in die angst.
Als je monsters wegtovert met een toverstaf, bevestig je eigenlijk dat er monsters aanwezig waren. Maar als je samen met je kind onder het bed kijkt en geen monsters ziet, erken je de angst en toon je de realiteit dat er geen monsters zijn.
Maar wat kan je dan wel doen?
Als je kind niet graag in het donker of alleen is, benoem je bijvoorbeeld dat er een lamp mag branden of dat de knuffel heel de nacht dichtbij is. Benoem dat het oké is dat je kind iets spannend vindt. Vertel dat veel mensen sommige dingen spannend vinden en dat je dat zelf ook soms hebt. Leg alles zoveel mogelijk uit. Is je kind bang in het donker? Leg dan uit waarom het donker wordt. Dat donker helpt om in slaap te vallen. Geef bewust mee dat monsters niet bestaan, maar wel in verhaaltjes (het zijn alsof-monsters). Zo wordt je kind erkend in zijn gevoel maar weet hij ook dat het niet waar is.
Samengevat:
1. Erken hun angst.
2. Het is oké dat je het donker spannend vindt.
Ga niet mee in de angst van je kind. Bijvoorbeeld:
- Ik begrijp dat je monsters eng vindt, gelukkig bestaan die niet echt en zijn ze enkel alsof.
- Het is oké dat je niet wilt dat er een wolf of krokodil komt, gelukkig wonen die enkel in verre landen en niet bij ons huis.
- Kijk eens onder het bed of in de kast zodat je kind zelf kan zien dat er geen monsters/wolven zijn. Dit is niet meegaan in de angst, gewoon de realiteit schetsen: er zijn geen dieren/monsters in je kamer.
3. Zoek manieren om het minder spannend te maken:.
Bijvoorbeeld
- Lamp
- Knuffelbeer die de hele nacht kan blijven
- Lied zingen (hier hielp het nummer van Samson en Gert: als je bang bent in het donker moet je fluiten en onze jongste lag geregeld eens te fluiten – of woehoew te roepen want ze kan nog niet fluiten – in haar bed.
4. Geef uitleg:
Bijvoorbeeld
- Leg uit waarom het donker wordt en waarom de kamer donker moet zijn. Elke nacht gaat de zon weg en komt de maan, dit zorgt ervoor dat alle mensen kunnen slapen zodat ze de volgende dag terug goed kunnen spelen, werken of naar school gaan.
- Wist je dat monsters enkel bestaan in verhalen uit boeken of op televisie?
- Wist je dat wolven enkel leven in … en krokodillen enkel in ….
- Leg uit vanwaar de angst komt: ben je misschien bang dat de wolf van roodkapje je ook komt halen? Dit zijn allemaal verhaaltjes of sprookjes en die zijn niet echt.
5. Geef je kind taal (deze zit vervat in eerste 4)
- Als je de ‘angst’ van je kind erkent en benoemt op een rustige manier geef je je kind taal voor wat hij ervaart. Gebruik verschillende woorden, op het niveau van je kind, zodat hij woorden leert voor de emoties dat hij ervaart.
Het is niet fijn als je kind elke avond angstig is, maar het is wel héél normaal. Kinderen kunnen veel zaken nog niet in hun context plaatsen en de realiteit en hun fantasie lopen door elkaar. Door taal te geven en nabij te zijn, kan je die angst mee dragen.
Succes,
Anoek & Lien